2 Samuel 4

In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 2.Sam. 3:38-39.
David zei tegen zijn naaste dienaren: ‘Besef wel dat Israël vandaag een groot leider heeft verloren. Ik voel me nu niet geroepen om Joab en Abisaï aan te pakken omdat ik nog maar net koning ben. Moge de Here hun misdaden vergelden.’ 1

De dood van Isboset

2Het nieuws van Abners dood in Hebron bracht koning Isboset in grote verwarring. Hij en zijn onderdanen waren verlamd door angst. 3
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 2.Sam. 4:3.
4
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 2.Sam. 4:2-3.
Het bevel over het leger van Israël kwam nu in handen van de broers Baäna en Rechab, die de overvalcommandoʼs van koning Isboset leidden. Zij waren zonen van Rimmon uit Beërot in Benjamin. Mensen uit Beërot worden beschouwd als Benjaminieten, ook al vluchtten zij indertijd naar Gittaïm, waar zij nu nog wonen.
5Er leefde ook nog een kleinzoon van koning Saul. Hij heette Mefiboset en was een zoon van Jonatan. Op het moment van de slag bij Jizreël, waarin Saul en Jonatan sneuvelden, was deze Mefiboset vijf jaar oud. Toen het nieuws over de nederlaag de hoofdstad bereikte, vluchtte de verzorgster met het kind, maar in haar haast viel zij en liet het kind vallen. Zo raakte Mefiboset verlamd.

6Rechab en Baäna kwamen op een middag bij het huis van koning Isboset. Deze hield net een middagslaapje. 7
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse 2.Sam. 4:7.
8
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 2.Sam. 4:6-7.
Zij gingen het huis binnen en deden net alsof zij een zak tarwe wilden halen. Zij slopen naar zijn slaapkamer, vermoordden hem en hakten zijn hoofd af. Zij vluchtten die nacht de woestijn in en wisten zo te ontsnappen. Het hoofd van Isboset namen zij mee.
9In Hebron aangekomen, lieten zij het hoofd aan David zien. ‘Kijk!’ zeiden zij. ‘Hier is het hoofd van Sauls zoon Isboset, die probeerde u te doden. Vandaag heeft de Here u wraak gegeven op Saul en zijn hele familie!’ 10Maar David antwoordde: ‘Ik zweer bij de Here, die mij van mijn vijanden redde, 11dat toen iemand mij vertelde: “Saul is dood,” en daarbij dacht dat hij mij goed nieuws bracht, ik hem heb gedood. Zo beloonde ik hem voor zijn “goede bericht”. 12Dus wat moet ik dan wel niet doen met zulke goddeloze mannen, die een goede man doden die thuis op zijn bed ligt te slapen! Zou ik die niet zéker ter dood veroordelen?’
Copyright information for NldHTB